Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG0717

Datum uitspraak2008-08-07
Datum gepubliceerd2008-10-20
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers108.004.260
Statusgepubliceerd


Indicatie

De gemachtigde voert aan dat de opsporingsbevoegdheid van de verbalisant ontbreekt, nu zijn bevoegdheid zich niet uitstrekt tot "de", dat wil zeggen "alle" strafbare feiten van de Wegenverkeerswet 1994 of van de Provinciewet of van de Gemeentewet. Deze opvatting is niet juist en berust op een met het uitgangspunt van de wetgever strijdige lezing van artikel 2, lid 2 aanhef en onder a. en b. van het BAHV. Het hof motiveert de verwerping van beroep op het gelijkheidsbeginsel niet opnieuw. De gemachtigde heeft het beroep op het gelijkheidsbeginsel in vele zaken aan het hof voorgelegd en in evenzovele zaken is dit verworpen. De gemachtigde moet geacht worden aan de betrokkene uiteen te kunnen zetten wat de opvatting van het hof dienaangaande is. Het belang van de betrokkene vergt niet meer dat de verwerping van dit verweer opnieuw wordt gemotiveerd.


Uitspraak

WAHV 108.004.260 7 augustus 2008 CJIB 19102696703 Gerechtshof te Leeuwarden Arrest op het hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Roermond van 31 januari 2008 betreffende [betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene), wonende te [adres], voor wie als gemachtigde optreedt mr. C.M.J.E.P. Meerts, kantoorhoudende te Beegden. 1. De beslissing van de kantonrechter De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie in het arrondissement Roermond genomen beslissing ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 2. Het procesverloop De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend. De gemachtigde van de betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep. De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Hiervan is geen gebruik gemaakt. 3. Beoordeling 3.1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 129,- opgelegd ter zake van “overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom, met 28 km/h”, welke gedraging zou zijn verricht op 19 januari 2007 op de Heldenseweg te Neer, met het motorvoertuig met het kenteken [AB-00-AB] 3.2. Door de gemachtigde van de betrokkene is aangevoerd dat de opsporingsbevoegdheid van de verbalisant ontbreekt, nu zijn bevoegdheid zich niet uitstrekt tot "de", dat wil zeggen "alle" strafbare feiten van de Wegenverkeerswet 1994 of van de Provinciewet of van de Gemeentewet. Voorts dient in een geval waarin meerdere verbalisanten zijn betrokken onderzocht te worden hoe de communicatie tussen hen is verlopen. Tenslotte is een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel. 3.3. Uit de wetsgeschiedenis blijkt van de wil van de wetgever om het toezicht op de naleving van de WAHV parallel te laten lopen met de opsporing van overtredingen op het gebied van het verkeer (vgl. Memorie van toelichting, Kamerstukken II, 1987/88, nr. 3, pag. 36 t/m38, en Nota van toelichting bij het Besluit administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (BAHV), Stb. 1994, 614, p. 8,9). 3.4. De opvatting van de gemachtigde dat een opsporingsambtenaar met beperkte opsporingsbevoegdheid op het gebied van de Wegenverkeerswet niet bevoegd zou zijn tot het toezicht op de naleving van de WAHV voor zover zijn opsporingsbevoegdheid strekt, berust op een met het uitgangspunt van de wetgever strijdige lezing van de tekst van art. 2, lid 2 aanhef en onder a. respectievelijk onder b. van het BAHV door "de" bij of krachtens de in dat artikellid genoemde wetten te lezen als "alle", zonder daarbij acht te slaan op de in artikel 142, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering vermelde restrictie. 3.5. Het verweer met betrekking tot de communicatie tussen verbalisanten mist feitelijke grondslag, nu uit het dossier niet blijkt van meer dan één verbalisant. 3.6. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel is door de gemachtigde in vele zaken aan het hof voorgelegd en in evenzovele zaken verworpen. Nu de gemachtigde geacht moet worden aan de betrokkene uiteen te kunnen zetten wat de opvatting van het hof dienaangaande is, vergt het belang van de betrokkene niet meer dat de verwerping van dit verweer opnieuw wordt gemotiveerd. 3.7. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter bevestigen. Voor vergoeding van proceskosten ten behoeve van de betrokkene bestaat geen aanleiding. 4. De beslissing Het gerechtshof: bevestigt de beslissing van de kantonrechter; wijst het verzoek van de betrokkene om de advocaat-generaal te veroordelen in de proceskosten af. Dit arrest is gewezen door mrs. Dijkstra, Weenink en Van Wagtendonk in tegenwoordigheid van mr. Wijma als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.